Bij een overlijden moeten er successierechten betaald worden door de verkrijgers van de erfenis. De gezinswoning is dikwijls een belangrijk, zoniet het belangrijkste, goed in de nalatenschap.
Het Vlaamse Gewest heeft de aanschaf van een hoofdverblijfplaats gestimuleerd door een abattement bij de eerste aankoop, en vervolgens door de meeneembaarheid bij volgende aankopen van een hoofdverblijfplaats.
Nu wil zij deze lijn doortrekken bij een overlijden van de samenwonende partner.
Enkel voor de partner.
De vrijstelling van successierechten is enkel voor de langstlevende partner. Dit is ofwel de echtgeno(o)t(e) bij een huwelijk, ofwel een wettelijk of feitelijk samenwonende. Indien andere personen erven zoals de (niet inwonende) kinderen, dan moeten deze wel successierechten betalen op het aandeel in de gezinswoning. Bovendien worden samenwonende bloedverwanten in de rechte lijn zoals ouders of kinderen steeds uitgesloten van deze vrijstelling.
De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende partner behoudt de vrijstelling zelfs als zij op het ogenblik van het overlijden feitelijk gescheiden leven. Dit kan niet voor feitelijk samenwonenden, uitgenomen indien die feitelijke scheiding te wijten is aan overmacht bv. noodzakelijke opname in een instelling.
Maar dit geldt ook indien één of beiden verhuizen naar een rust- of verzorgingsinstelling, een serviceflatgebouw of een woningcomplex met dienstverlening. De vrijstelling wordt dan verleend op de laatste gezinswoning.
Feitelijke samenwonenden: speciale termijn.
Een feitelijk samenwonende geniet van het voordelig tarief tussen echtgenoten indien hij op het ogenblik van het overlijden minstens één jaar ononderbroken met de overledene heeft samen gewoond, en een gemeenschappelijke huishouding voeren.
Dit blijft behouden. Maar voor de vrijstelling van successierechten op de gezinswoning is dit onvoldoende.
Hier wordt de termijn bepaald op drie jaar ononderbroken samenwoning, en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Dit wordt normaal bewezen aan de hand van een uittreksel uit het bevolkingsregister, maar het kan ook op een andere manier bewezen worden bv. door getuigen en vermoedens.
De bedoeling van die langere termijn is misbruiken te voorkomen.
Aandeel in de gezinswoning.
Het aandeel van de overledene in de gezinswoning wordt vrijgesteld in hoofde van de samenwonende partner. Dit aandeel zal in veel gevallen de helft zijn omdat zij die woning tijdens het huwelijk of de samenwoning samen hebben aangekocht.
Maar het kan ook de geheelheid zijn als de overledene de woning had aangekocht voor het huwelijk of de samenwoning, of indien deze woning door hem verkregen werd ingevolge erfenis van zijn ouders of door een schenking.
Geldt voor alle erfrechten.
De vrijstelling geldt zowel indien de langstlevende partner het vruchtgebruik erft volgens de wettelijke devolutie, of meer krijgt ingevolge een testament of een gifte tussen echtgenoten. Hierdoor kan de langstlevende de volle eigendom van het ganse aandeel van de overledene in de gezinswoning verkrijgen.
Tenslotte is het ook mogelijk dat de langstlevende echtgenoot de gezinswoning verkrijgt ingevolge een ongelijke verdeling van het gemeenschappelijk vermogen bv. “een langst leeft al heeft” clausule.
Er is ook geen maximum bedrag voorzien voor de vrijstelling. Bijgevolg zal de vrijstelling nominaal hoger liggen in de mate dat de waarde van de gezinswoning toe neemt.
Tip. Deze vrijstelling geldt niet indien de langstlevende partner de delen van de overledene in de gezinswoning verwerft door een beding van aanwas of tontine. In dat geval zijn er immers registratierechten verschuldigd.
Successieplanning.
Deze nieuwe vrijstelling is echter geen reden om niet langer aan successieplanning te doen. Bij deze gaat het vooral om een groot deel van het vermogen fiscaal vriendelijk over te dragen naar de volgende generatie.
U moet in de toekomst wel rekening houden met deze vrijstelling, zodanig dat het fiscaal interessant kan zijn om de gezinswoning volledig te laten vererven door de langstlevende partner.
Misschien zal een vooruitmaking (preciput) van de gezinswoning in volle eigendom in voordeel van de langstlevende echtgenoot (voor gehuwden onder een gemeenschapstelsel) terug aan belang winnen.