De fiscale wetgeving is dermate ingewikkeld en in bepaalde gevallen ook voor interpretatie vatbaar dat een overtreding soms gebeurd is voor u het weet. De belastingcontroleur zal uiteraard niet aarzelen om dit recht te zetten, maar daarnaast kunnen ze u ook sanctioneren met een belastingverhoging en/of een boete die kan oplopen tot € 1.250. Dit is echter geen automatisme, het is m.a.w. niet zo dat een overtreding automatisch bestraft wordt. In de praktijk hangt dit af van de goodwill van de controleur en is er wel wat ruimte om te onderhandelen. Bij de BTW ligt dat echter anders, daar wordt een overtreding van rechtswege gesanctioneerd. Een overtreding leidt dan m.a.w. automatisch tot een sanctie en die boetes kunnen torenhoog oplopen…
Dit overkwam ook een BVBA die technische studies en ingenieursactiviteiten uitoefende en daarvoor aan de BTW onderworpen was. Bij nazicht van de boekhouding van de BVBA werden twee aankoopfacturen aangetroffen uitgaande van een vennootschap uit Dubai. Deze facturatie betrof de overdracht van gegevens m.b.t. potentiële klanten. De BTW-controleur was van oordeel dat op grond van de wettelijke bepalingen de BVBA de BTW in België verschuldigd is. Vervolgens werd er een correctieopgave opgesteld met voorstel tot minnelijke regeling inzake een belastingschuld van 66.150 euro BTW en een geldboete van maar liefst 13.230 euro, verhoogd met interesten. De BVBA betwist de te betalen BTW niet, maar wel de opgelegde geldboete. De fiscus legt de boete toch op, vermits administratieve boeten van rechtswege worden opgelopen door het loutere feit van de overtreding, ongeacht of er goede of kwade trouw aanwezig was.
De zaak komt voor de rechter (Rb. Hasselt, 12.11.2009) en die verwijst naar een arrest van het grondwettelijk hof (24.02.1999) dat oordeelde dat het onverenigbaar is met de grondwet dat een burgerlijke rechter die een repressieve fiscale boete moet beoordelen, geen rekening zou kunnen houden met bepaalde omstandigheden, terwijl een strafrechter wel verzachtende omstandigheden in rekening kan brengen. Deze rechtspraak impliceert dat de belastingplichtigen de mogelijkheid moeten hebben om door een rechter te laten beoordelen of de repressieve fiscale boete in rechte en in feite verantwoord is en of de wettelijke bepalingen en algemene beginselen, die de administratie in acht moet nemen, werden geëerbiedigd. Eén van deze beginselen is het evenredigheidsbeginsel. Vervolgens verwijst de rechtbank ook naar rechtspraak van het Hof van Cassatie die bevestigt dat een evenredigheidstoetsing is toegestaan, ook al beschikt de administratie over een gebonden bevoegdheid bij het opleggen van de sanctie. In het arrest van 13 februari 2009 wordt voor het eerst erkend dat de feitenrechter, mits voldoende motivering, een proportionele BTW-boete kan verminderen. De feitenrechter mag binnen het kader van de evenredigheidstoetsing rekening houden met bepaalde omstandigheden eigen aan de persoon van de belastingplichtige. In de betreffende betwisting is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een boete van 13.230,euro een schending van het evenredigheidsbeginsel uitmaakt. De rechter wijst erop dat de BVBA op geen enkele wijze BTW heeft ontdoken, maar de BTW over zijn verrichtingen heeft afgedragen aan de Belgische Staat. Van enige nadelige gevolgen in hoofde van het algemeen belang wordt geen bewijs voorgelegd door de fiscus. Ten slotte stelt de rechtbank vast dat de opgelegde boete op geen enkele wijze werd gemotiveerd. De rechtbank vindt dan ook dat de boete voor het geheel dient te worden kwijtgescholden…