Om dit even te duiden, vermelden we eerst hoe de situatie altijd is geweest.
Wie één of meerdere onroerende goederen, gelegen in het buitenland, erft van een persoon die in België woont, betaalt veelal successierechten hierop en dit zowel in het buitenland als in België. De erfbelasting/successierechten wordt in België immers geheven op het volledige vermogen van de overledene en dit onafgezien waar ter wereld dat vermogen zich ook bevindt. Maar België heeft weliswaar wel de mogelijkheid voorzien om dubbele belasting te vermijden d.m.v. een verrekening.
Het betreft hier artikel 17 W.Succ (art 2.7.5.0.4 VCF): “Als het actief van de nalatenschap van een rijksinwoner onroerende goederen bevat die in het buitenland liggen en die in dat land aanleiding geven tot het heffen van een erfbelasting, wordt het verschuldigde successierecht, in de mate waarin het de belastbare waarde van die goederen treft, verminderd met het bedrag van de in dat land geheven belasting, omgerekend in euro, op de datum van de betaling van die belasting.
De vermindering, vermeld in het eerste lid, wordt alleen toegekend als aan het bevoegde personeelslid een behoorlijk gedateerd betalingsbewijs van een in het buitenland betaalde erfbelasting wordt voorgelegd, samen met een door de bevoegde overheden eensluidend verklaard afschrift van de aangifte die ze hebben ontvangen en de berekening van de belasting die ze hebben vastgesteld.
Als voor dezelfde nalatenschap zowel de vermindering, vermeld in het eerste lid, als het abattement, vermeld in artikel 2.7.3.2.12, genoten kan worden, wordt de vermindering, vermeld in het eerste lid, eerst toegepast. “.
Voorbeeld :
Een Belgisch rijksinwoner overlijdt en laat zijn dochter na.
Zijn nalatenschap bestaat uit :
– een woning gelegen in België ter waarde van 300.000 euro
– een woning gelegen in het buitenland ter waarde van 200.000 euro.
– een schuld ter waarde van 50.000 euro
Netto nalatenschap 500.000 – 50.000 = 450.000 euro
De dochter heeft een bedrag van 20.000 euro buitenlandse ‘successierechten’ betaald.
Berekening :
- Successierechten op 450.000 euro : 73.500 euro
- Verhouding
200.000 / 500.000 x 73.500 = 29.400 euro
- Vermindering (= verrekening)
73.500 – 20.000 (29.400 euro beperkt tot de betaalde buitenlandse successierechten) = 53.500 euro Belgische successierechten
Maar deze mogelijkheid doet zich enkel voor bij onroerende goederen en niet bij roerende goederen ! Het stond dan ook in de sterren geschreven dat dit onderscheid ooit wel eens zou aangevochten worden. En dat is nu gebeurd in de zaak Boer (arrest 80/2021 van 3 juni 2021).
Casus : de heer Boer is overleden in 2007 in Spanje, maar woonde in België. Hij bezat onder meer onroerend en roerend goed gelegen in Spanje dat n.a.v. zijn overlijden de Spaanse successierechten heeft ondergaan. Maar vermits hij in België woonde dienden zich ook de Belgische successierechten aan. Overeenkomstig vermeld artikel 17 van het Wetboek Successierechten werd de verrekening met de Vlaamse erfbelasting wel toegestaan voor de onroerende goederen maar niet voor de roerende goederen en dat zinde de erfgenamen niet. De zaak kwam voor het Hof van Cassatie dat een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof stelde over de verenigbaarheid van deze regeling met de grondwet. Het Grondwettelijk Hof laat er geen twijfel over. De regeling is ongrondwettig. Dit betekent dan ook dat voortaan de verrekening toegelaten is niet enkel voor de in het buitenland betaalde erfbelasting op buitenlandse onroerende goederen maar ook op de in het buitenland belaste roerende goederen.
Pikant detail is dat het Grondwettelijk Hof ook heeft geoordeeld dat rechtzettingen niet enkel voor de toekomst maar ook voor het verleden mogelijk zijn. Hoelang er kan terug gegaan worden vinden we terug in art 138 W.Succ (voor Vlaanderen art 3.6.0.0.1 VCF).
“Art. 3.6.0.0.1
Het bevoegde personeelslid verleent ambtshalve ontheffing van de overmatige belastingen die voortvloeien uit materiële vergissingen, uit dubbele belasting, alsook van die welke blijken uit afdoende bevonden nieuwe bescheiden of feiten waarvan het laattijdig overleggen of inroepen door de belastingschuldige wordt verantwoord door gewettigde redenen en op voorwaarde dat:
1° die overmatige belastingen door de administratie zijn vastgesteld of door de belastingschuldige aan de administratie zijn bekendgemaakt binnen vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd;
2° de aanslag nog niet het voorwerp is geweest van een bezwaarschrift dat aanleiding heeft gegeven tot een definitieve beslissing over de grond.
Een nieuw rechtsmiddel of een wijziging van jurisprudentie wordt niet beschouwd als nieuw gegeven.
Het bevoegde personeelslid verleent ook ambtshalve ontheffing van de verminderingen en vrijstellingen met toepassing van artikel 2.1.6.0.2, eerste lid, 1° en 2°, en artikel 2.1.5.0.1, § 1, 1° tot en met 3°, en § 2, eerste lid, 1° tot en met 3°, en artikel 2.1.5.0.2, § 1, 1°, 2° en 4°, als het feit dat aanleiding geeft tot die verminderingen of vrijstellingen, door de administratie is vastgesteld of door de belastingschuldige aan de administratie is bekendgemaakt binnen vijf jaar vanaf 1 januari van het aanslagjaar waartoe de belasting behoort waarop die verminderingen moeten worden verleend”.
Concreet betekent dit dat de nalatenschappen opengevallen vanaf 1 januari 2017 nog niet verjaard zijn.
NB zoals u merkt wordt er telkens over art 17 W.Succ gesproken, m.a.w. zou het arrest enkel gevolgen hebben voor het Waalse en Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Want sinds 2015 kennen we in Vlaanderen de VCF (Vlaamse Codex Fiscaliteit). Artikel 17 W.Succ werd echter identiek overgenomen in deze VCF, wat betekent dat deze uitspraak evenzeer gevolgen heeft voor het Vlaams Gewest.
Kortom deze uitspraak kan wel eens verregaande gevolgen. Wel moet gezegd dat het in de praktijk niet altijd zo is dat elk land erfbelasting heft op roerende goederen van een niet-rijksinwoner, veelal is dit beperkt tot onroerende goederen. Maar Spanje (de casus) is nu net één van die landen dat dat wel doet …
Het is nu afwachten hoe de wetgever zal reageren …