Het antwoord is ‘neen’. We trachten dit verder even te verduidelijken.
Vandaag zijn beleggingen in levensverzekeringen niets nieuws. Tak 21, Tak 23, … zijn alomgekende begrippen bij de beleggers. Maar er kan ook geoptimaiseerd in worden wat de successierechten betreft, meer bepaald bij de zogenaamde levenslange verzekeringen (typa AAB). Nu let wel op met het begrrip ‘levenslang’. Dit is echter een zeer relatief begrip. Want de verzekeringsnemer heeft altijd de mogelijkheid deze verzekering af te kopen.
Dit zijn de verzekeringen waarbij (bv) de man de verzekeringsnemer en tevens verzekerde is. Zijn echtgenote is begunstigde bij zijn overlijden. De verzekeringspremie echter werd betaald met gemeenschapsgelden.
Overlijden. Wanneer hij komt te overlijden dan zal mevrouw op de helft successierechten moeten betalen (art 8 W.Succ). Maar wat gebeurt er nu wanneer niet hij, maar wel zijn echtgenote (dus eerst) sterft.
De Dienst Voorafgaande Beslissingen (de Rulingcommissie) kreeg zulk een vraag voorgeschoteld (Voorafgaande beslissing nr. 800.279 dd. 26 mei 2009). Haar antwoord (toegepast op ons voorbeeld) was het volgende.
Bij vooroverlijden van de echtgenote (begunstigde) dient de afkoopwaarde van de afgesloten levensverzekering niet worden opgenomen in de aangifte van haar nalatenschap. De levenslange levensverzekering behoort tot het eigen vermogen van de verzekeringsnemer (de man). Wel heeft deze de last om een vergoeding te betalen aan het gemeenschappelijk vermogen. Deze vergoeding stemt overeen met het bedrag dat uit het gemeenschappelijk vermogen is gehaald, om de premie van de levenslange verzekering te betalen. Kortom hij dient een vergoeding te betalen aan het gemeenschappelijk vermogen omdat zijn eigen vermogen hier een voordeel uit heeft gehaald.
Maar het wetboek successierechten voorziet hier echter een voordeel. Wanneer echtgenoten gehuwd zijn onder een gemeenschapsstelsel, dan wordt er voor de berekening van de successierechten geen rekening gehouden met die vergoedingsrekeningen die het burgerlijk wetboek voorziet, indien er gemeenschappelijke kinderen zijn. Dit laatste is dus wel een voorwaarde (art 16 W.Succ).
Concreet : geen successierechten onder de volgende voorwaarden :
• het gaat om een levenslang verzekeringscontract
• van het type AAB (de verzekeringsnemer en de verzekerde is de langstlevende echtgenoot en de begunstigde is de eerst stervende echtgenoot);
• de echtgenoten zijn gehuwd onder een gemeenschapsstelsel
• de premie van deze verzekering werd betaald met gemeenschapsgelden;
• én de echtgenoten hebben gemeenschappelijke kinderen.
Tip: de driejarige termijn is hier niet van toepassing. M.a.w. tussen het aangaan van de levensverzekering en het overlijden hoeft geen drie jaar tussen te zitten …
Dat dit mogelijkheden biedt, behoeft geen verder commentaar …