De toepassing van de in de in de op stapel staande programmawet ingeschreven anti misbruikbepaling nieuwe stijl vergt drie stappen.
In de eerste stap dient de administratie het bewijs te leveren dat bij het verrichten van de rechtshandelingen fiscaal misbruik voorhanden is. Fiscaal misbruik wordt in de tekst zelf van de wet omschreven als:
– de belastingplichtige verricht handelingen waarbij hij zich buiten de toepassing van een fiscale bepaling plaatst in strijd met de doelstelling van deze bepaling;
– de belastingplichtige verricht handelingen waarbij hij een fiscaal voordeel van een welbepaalde fiscale bepaling verkrijgt in strijd met de doelstelling van deze bepaling.
Wanneer de administratie slaagt in deze bewijslevering, dan kan de belastingplichtige in de tweede stap het tegenbewijs leveren dat de geviseerde rechtshandelingen zijn ingegeven door niet-fiscale motieven.
Als de belastingplichtige niet slaagt in dit tegenbewijs, dan heeft de administratie in de derde stap de mogelijkheid de belastbare grondslag en belastingberekening te herstellen alsof het fiscaal misbruik niet voorhanden is.
Kenmerken van de SPF
We brengen even de kenmerken en functies van de SPF in herinnering :
– de SPF is vrijgesteld van inkomsten-, gemeente- en vermogensbelasting;
– de SPF is niet onderworpen aan de controle van de adminstratie van de directe belastingen; het is dus weinig waarschijnlijk dat er informatie wordt doorgegeven aan de buitenlandse administratie; de SPF wordt wel gecontroleerd door het bestuur van de registratie;
– de enige kosten zijn 0,5 procent registratierechten en een jaarlijkse abonnementstaks van 0,25 procent op het kapitaal vermeerderd met de uitgiftepremies;
– de SPF is vrij in haar beleggingspolitiek; in haar vermogensbeheer mag ze echter geen leningen verstrekken;
– discreet beheer van het privévermogen;
– successieplanning.
Voor Belgische ingezetenen die een onderneming controleren – vaak gaat het hierbij om een familieonderneming – biedt Luxemburg in het algemeen de beste oplossing om de anonimiteit van de aandeelhoudersstructuur te vrijwaren. Een Soparfi, d.w.z. een ‘gewone’ Luxemburgse vennootschap, onderworpen aan het gemeen fiscaal recht van dat land, is meestal de eenvoudigste oplossing. Het volstaat hierbij zijn aandelen aan toonder aan de vooraf opgerichte Soparfi over te dragen. Deze zal op haar beurt aandelen aan toonder uitgeven ten gunste van de Belgische ingezetenen, met als gevolg dat de situatie vergelijkbaar is met deze waarbij men direct aandelen aan toonder van een Belgische vennootschap aanhoudt. Het enige verschil bestaat erin dat deze vennootschap aandelen op naam van de Soparfi heeft uitgegeven, die zelf aandelen aan toonder heeft uitgegeven die in handen zijn van de uiteindelijke aandeelhouders. Zo wordt de anonimiteit bewaard zonder extra fiscale kosten, aangezien de gerealiseerde meerwaarde via gemakkelijk vervulbare voorwaarden volledig belastingvrij is. Op grond van de moeder-dochter richtlijn geldt hetzelfde voor dividenden die naar Luxemburg worden uitgekeerd.
De Soparfi is echter geen geschikt vehikel als de vennootschap naast aandelen ook rentedragende obligaties aanhoudt. Deze laatste zouden in hoofde van de Soparfi immers belastbaar zijn in de Luxemburgse vennootschapsbelasting. De dividenden zijn in hoofde van de Soparfi vrijgesteld maar dit geldt niet voor de interesten. In deze hypothese dient de voorkeur te worden gegeven aan de Luxemburgse SPF, wat staat voor “Société de gestion de Patrimoine Familiale” (vennootschap voor het beheer van het familievermogen). De aandelen van de SPF kunnen eveneens aan toonder zijn, hetgeen wenselijk is. De nominatieve obligaties kunnen ten gunste van de SPF worden uitgegeven. De roerende voorheffing op de intresten is vrijgesteld omdat de SPF in België als een «spaarder niet-inwoner” wordt beschouwd en de SPF volledig van de vennootschapsbelasting zal vrijgesteld zijn.
Een SPF, die aandelen mag aanhouden en vrijgesteld is van de belastingen op dividenden en op de meerwaarden in Luxemburg, zou daarentegen echter niet vrijgesteld zijn van de roerende voorheffing op dividenden.
Artikel 344, § 1, WIB 92 toepasbaar ?
We gaan er van uit dat de administratie zonder veel problemen zal kunnen aantonen dat er ‘fiscaal misbruik’ is in de zin van het nieuwe artikel 344. Er kan immers moeilijk worden ontkend dat de belastingplichtige handelingen verricht waarbij hij zich buiten de toepassing van een fiscale bepaling plaatst (nl. de roerende voorheffing) in strijd met de doelstelling van deze bepaling.
Essentieel bij de toepassing van de nieuwe antimisbruikbepaling op deze casus, lijkt ons het tegenbewijs, de voormelde ‘tweede stap’, waarbij de belastingplichtige moet aantonen dat de geviseerde rechtshandelingen zijn ingegeven door niet-fiscale motieven.
Een cruciaal niet fiscaal motief bij het gebruik van de SPF is gelegen in het anonieme aandeelhoudersschap. En neen, u wenst dit uiteraard niet omwille van fiscale motieven, maar wel omdat u schrik hebt van ontvoerders en jaloerse exen enz…, en om uw privacy in het algemeen en dus niet door jan en alleman te worden benaderd. Is dit geen geldig argument? Of misschien dat je wil bankieren en aan fiscale planning wil doen op langere termijn dus in een stabiel klimaat en dit is zeker niet het geval in België. Natuurlijk is het ook zo dat als u een SPF hebt, er geen enkel wettelijke verplichting is om dit te melden in België. Spreken is zilver, zwijgen is goud!
Geen simulatie
Een hart onder de riem is alvast dat een inbreng van een effectenportefeuille in een Luxemburgse vennootschap door het Gentse hof van beroep niet als gesimuleerd wordt aangemerkt. De administratie had gesteld dat de inbreng was geveinsd, en dat de portefeuille eigenlijk nog in handen was van de natuurlijke personen (Gent 15.12.2009, ar.2541, FJF, No. 2010/277, Fisc.Koer. 2010, 349).