Een belangrijke reden om een vennootschap op te richten is zoals reeds vermeld vaak fiscaal van aard.  M.a.w. omwille van het verschil in tarieven tussen de personenbelasting en de vennootschapsbelasting.   Het spreekt voor zich dan de kosten die hiermee gepaard gaan, niet mogen vergeten worden (extra boekhouding, enz …).

De tarieven in de personenbelasting stijgen snel(ler) dan in de vennootschapsbelasting. Ook betaalt een vennootschap geen gemeentebelasting.  Het hoogste tarief (vandaag) in de vennootschapsbelasting (20,40% of 29,58 %) is lager (de notionele intrestaftrek versterkt dit nog, doch is quasi te verwaarlozen – zie verder) dan het hoogste tarief in de personenbelasting (50 %) waar wel gemeentebelasting op verschuldigd is (en sociale bijdragen).

Maar let op : vergelijk correct …

De gelden na personenbelasting behoren tot de privé eigendom of privaat vermogen.  Men doet ermee wat men wenst.  De gelden na vennootschapsbelasting daarentegen zijn nog steeds van de vennootschap.  Om deze alsnog privé te krijgen moet er ook nog rekening  gehouden worden met een bijkomende taxatie.

In de vennootschapsbelasting kennen we twee tarieven nl het gewoon tarief en het verlaagd tarief.  Om van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting te kunnen genieten, moet men echter rekening houden met een aantal voorwaarden, waaronder de verplichte minimale loonuitkeringsvoorwaarde.  En op dit loon zijn zowel sociale zekerheidsbijdragen als personenbelasting verschuldigd.

Een vennootschap die al haar winsten uitkeert als een bezoldiging betekent fiscaal weinig of geen voordeel.    De tarieven personenbelasting voor wie baten of winsten aangeeft zijn immers dezelfde voor wie bedrijfsleider is.

De uitdaging is een goede mix te vinden.  Dankzij de vennootschap is het mogelijk de gelden op een meer fiscaal creatieve manier te onttrekken.

Hier vindt men de tarieven (aanslagjaar 2019) inzake personenbelasting en vennootschapsbelasting terug.

Tarieven personenbelasting (Aj 2019) :

Inkomstenschijf (in euro) Tarief personenbelasting (excl. gem.belasting) – Aj 2019
0,01 – 12.990 25 %
12.990 – 22.290 40 %
22.290 – 39.660 45 %
Vanaf 39.660 50 %

Tarief vennootschapsbelasting :

2018/2019 2020
Nominaal tarief
Oud 33% 33%
Nieuw 29% 25%
Verlaagd tarief
Oud 0 – 25.000 : 24,25%

25.000 – 90.000 : 31%

90.000 – 322.500 : 34,5%

0 – 25.000 : 24,25%

25.000 – 90.000 : 31%

90.000 – 322.500 : 34,5%

KMO-tarief (tot 100.000 euro) 20% 20%
Crisisbijdrage (=ACB)
Oud 3% 3%
Nieuw 2% 0%

Om het verlaagd tarief vennootschapsbelasting te genieten, moet aan een aantal voorwaarden voldaan zijn van art. 215 WIB 1992 én (dus cumulatief) moet het een zogenaamde KMO zijn.

Met een KMO-vennootschap, conform art. 15 W.Venn, wordt een vennootschap bedoeld wanneer deze op de balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar niet meer dan één van de volgende criteria overschrijdt :

  • jaargemiddelde van het personeelsbestand 50
  • jaaromzet exclusief BTW 9.000.000
  • balanstotaal 4.500.000 euro.

De regel van de 100 werknemers is niet langer van toepassing.

In de praktijk zal een vennootschap niet snel het statuut van ‘klein’ verspelen.  Het is duidelijk dat in de praktijk een vennootschap veelal een KMO-vennootschap zal zijn.  Verder gaan we dan ook uit van deze veronderstelling.

Terug naar de belangrijkste fiscale voorwaarden :

“De volgende vennootschappen zijn uitgesloten van het verlaagd tarief :

  • Vennootschappen die aandelen bezitten waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan 50%, hetzij van de gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal, hetzij van het gestort kapitaal verhoogd met de belaste reserves en de geboekte meerwaarden. In aanmerking komen de waarde van de aandelen en het bedrag van het gestorte kapitaal, de reserves en de meerwaarden op de dag waarop de vennootschap die de aandelen bezit haar jaarrekening heeft opgesteld. Om te bepalen of de grens van 50% is overschreden, worden de aandelen die ten minste 75% vertegenwoordigen van het gestorte kapitaal van de vennootschap die de aandelen heeft uitgegeven, niet in aanmerking genomen.
  • Vennootschappen waarvan de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen voor ten minste de helft in het bezit zijn van één of meer andere vennootschappen en die geen door de Nationale Raad van de Coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen zijn.
  • Vennootschappen, andere dan door de Nationale Raad van de Coöperatie erkende coöperatieve vennootschappen, die ten laste van het resultaat van het belastbare tijdperk niet aan ten minste één van hun bedrijfsleiders een bezoldiging hebben toegekend die gelijk is aan of hoger is dan het belastbare inkomen van de vennootschap, wanneer die bezoldiging minder bedraagt dan 45.000 EUR.
  • (…)”

Vóór het Zomerakkoord was er nog een bijkomende voorwaarde die een dividenduitkering bemoeilijkte : “Vennootschappen waarvan de dividenduitkering hoger is dan 13 % van het gestorte kapitaal bij het begin van het belastbare tijdperk.”

Maar deze voorwaarde werd geschrapt, wat zeker niet onbelangrijk is.  Een dividenduitkering wordt zo zeer gunstig.

Voorbeeld

Vennootschap heeft in boekjaar 2018 een fiscale winst van 300.000 euro en voldoet aan de voorwaarden van artikel 15 W.Venn én het aangepaste artikel 215 WIB 92

2018 :

20 % op 100.000 euro                                               = 20.000 euro

29 % op resterend bedrag (200.000)                     = 58.000 euro,

in totaal :78.000 euro + 2 % ACB (1.560 euro)    = 79.560 euro

2019 :

idem 2018 = 79.560 euro

2020 :

20 % op 100.000 euro                                               = 20.000 euro

25 % op resterend bedrag (200.000)                     = 50.000 euro,

dus in totaal 70.000 euro (geen ACB meer)

TOTAAL : 79.560 + 79.560 + 70.000  = 229.120 euro

Veronderstel dat de vennootschap niet voldoet aan de criteria van artikel 15 W. Venn (dus geen KMO) :

In 2018 : 300. 000 X 29,58 %                       = 88.740 euro

In 2019 : 300. 000 X 29,58 %                       = 88.740 euro

In 2020 : 300.000 X 25 %                             = 75.000 euro

TOTAAL : 88.740 + 88.740 + 75.000         = 252.480 euro

Let op met de voorwaarde dat er in principe minimaal 45.000 euro bruto een loon moet  uitgekeerd worden.

Dit bedrag werd door het Zomerakkoord immers opgetrokken tot 45.000 euro vanaf 2018 (aanslagjaar 2019 verbonden aan een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt vanaf 1 januari 2018).

Verder is er ook een bijzondere aanslag (zie verder) van toepassing wanneer deze minimale bezoldiging niet uitgekeerd wordt.  Deze aanslag bedraagt 5 % (+ 2% ACB) en wordt later op 10 % gebracht.

Uitzonderingen :

Indien de belastbare winst kleiner is dan 45.000 euro, dan moet de minimale bedrijfsleidersbezoldiging minstens gelijk zijn aan het belastbaar resultaat van de vennootschap

Voor startende ondernemingen gedurende de eerste vier boekjaren,  geldt deze minimale bezoldiging niet.  Een startende vennootschap in deze context is een vennootschap die minder dan 4 jaar geleden werd opgericht.  Opgelet wanneer het een omvorming is van een éénmanszaak.  Wanneer de vennootschap een werkzaamheid voortzet die voorheen werd uitgeoefend door een natuurlijke persoon of een andere rechtspersoon, vangt de termijn van 48 maanden aan op de eerste dag van de maand volgend op de eerste inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen door die natuurlijke of rechtspersoon.

Voorbeeld 1 : 

X keert in 2018 een bezoldiging uit van 10.000 euro aan haar zaakvoerder, dus bijkomende heffing van 5,1 % op 35.000 euro (45.000 – 10.000) + GEEN KMO-tarief

Voorbeeld 2 :

Y keert in 2018 een bezoldiging uit van 15.000 euro aan haar zaakvoerder.  Venn.resultaat (na loon) is 40.000 euro.

Minimale loonvereiste = (15.000 + 40.000)/2 = 27.500 euro.

Bijkomende heffing : 5,1% x (27.500 – 15.000) + GEEN KMO-tarief

Voorbeeld 3 : 

Een BVBA heeft, na aftrek van een bezoldiging aan haar zaakvoerder van 10.000 euro, een belastbaar resultaat van 35.000 euro. Het belastbaar resultaat, verhoogd met de bezoldiging, bedraagt derhalve 45.000 euro. De minimaal vereiste bezoldiging bedraagt dus 45.000/2 = 22.500 euro. De BVBA heeft 12.500 euro te weinig bezoldiging toegekend.

Let wel :

De regel is ‘per’ vennootschap, maar voor verbonden vennootschappen (art. 11 W.Venn.) is er in een bijzondere regeling voorzien , nl bij verbonden vennootschappen waarvan minstens de helft van de bedrijfsleiders uit dezelfde (natuurlijke) personen bestaan wordt de hoogte van de door deze (verbonden) vennootschappen toegekende minimale bezoldiging gebracht tot de totaliteit van aan één van de bedrijfsleiders toegekende bezoldiging geplafonneerd op 75.000 euro of anders gezegd de som van de bezoldigingen moet vergeleken worden met een grensbedrag van 75 000 euro.  Let wel deze 75.000 euro-regel heeft enkel een weerslag op de bijkomende aanslag en is niet van toepassing m.b.t. het verlaagd tarief (KMO-tarief).

lees onze fiscale boeken

Heb je een vraag?

Beste lezer,

Zoals u weet is fiscale wetgeving een snel veranderende materie. Als u daarom twijfelt of een ouder artikel nog volledig up to date is, twijfel dan niet ons te contacteren…

Als je een creatief maar legaal advies nodig hebt, of als je met een opmerking of een idee zit, of je wilt een achterpoortje dubbelchecken, je wenst een second opinion, je hebt een vennootschap nodig,..of je wilt even bijpraten…