We kennen in België twee tarieven inzake de vennootschapsbelasting :
het algemeen tarief van 33,99% (*)
en het verlaagd opklimmend tarief
op de schijf van 0 tot 25.000 EUR : 24,98 % (*) ;
op de schijf van 25 000 EUR tot 90 000 EUR : 31,93 %.(*) ;
op de schijf van 90 000 EUR tot 322 500 EUR : 35,54% (*).
(*) inclusief crisisbijdrage – zie art. 215 tweede lid Wetboek Inkomstenbelastingen

Wat de zogenaamde notionele intrestaftrek (“de belastingaftrek voor risicokapitaal”) betreft, deze doet de uiteindelijke belastingfactuur voor veel vennootschappen dalen (art. 205 bis t.e.m. art. 205 novies WIB 1992).  . 

Deze aftrek, moet kort gezegd, ervoor zorgen dat de discriminatie tussen vreemd vermogen en eigen vermogen wordt weggewerkt.   Vanaf aanslagjaar 2007 zullen de vennootschappen kunnen genieten van een extra fiscale aftrek berekend op hun (gecorrigeerd) eigen vermogen.  Het percentage bedraagt (voor aanslagjaar 2010) 4,473 %.  De zogenaamde KMO-vennootschappen (art. 15 W.Venn) genieten nog 0,5% extra (4,973%).  De bedoeling is om op deze manier vennootschappen bijkomend te stimuleren hun eigen vermogen op te krikken.   

Om te kunnen genieten van het verlaagd vennootschapsbelastingtarief dienen een aantal voorwaarden te worden gerespecteerd (zogenaamde fiscale KMO zie art. 215 derde lid WIB 1992) :

• Loon : aan ten minste één van de bedrijfsleiders moet een bezoldiging zijn toegekend die gelijk is aan of hoger is dan het belastbare inkomen van de vennootschap, wanneer die bezoldiging minder bedraagt dan 36. 000 EUR;
• Dividend : de vennootschap mag geen dividend hebben uitgekeerd dat hoger is dan 13 % van het gestorte kapitaal bij het begin van het belastbare tijdperk;
• Aandelenbezit : de vennootschap mag geen aandelen bezitten waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan 50 % , hetzij van de gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal, hetzij van het gestorte kapitaal verhoogd met de belaste reserves en de geboekte meerwaarden. In aanmerking komen de waarde van de aandelen en het bedrag van het gestorte kapitaal, de reserves en de meerwaarden op de dag waarop de vennootschap die de aandelen bezit haar jaarrekening heeft opgesteld. Om te bepalen of de grens van 50 % overschreden is, worden de aandelen, die ten minste 75 % vertegenwoordigen van het gestorte kapitaal van de vennootschap die de aandelen heeft uitgegeven, niet in aanmerking genomen;
• Aandeelhouder : de aandelen van de vennootschap (die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen) mogen niet voor ten minste de helft in het bezit zijn van één of meer andere vennootschappen (…)
• (…)

De boekhoudkundige KMO-definitie van art. 15 §1 W.Venn stelt :
 
Art. 15  §1 W.Venn

§ 1. Kleine vennootschappen zijn deze vennootschappen met rechtspersoonlijkheid die voor het laatst en het voorlaatst afgesloten boekjaar, niet meer dan één der volgende criteria overschrijden :
– jaargemiddelde van het personeelsbestand : 50;
– jaaromzet, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde : 7 300 000 EUR;
– balanstotaal : 3 650 000 EUR; tenzij het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 bedraagt

De nieuwe tekst stelt dat alle vennootschappen ‘groot’ zijn, tenzij de vennootschap  gedurende  twee opeenvolgende boekjaren onder de vermelde criteria blijft.  Dit betekent dan ook dat indien de vennootschap gedurende de twee volgende boekjaren deze criteria niet overschrijdt, ze als een ‘kleine’ vennootschap aanzien zal worden gedurende het derde boekjaar.  Ze wordt echter wel ‘groot’ in het vierde boekjaar wanneer ze de criteria wel heeft overschreden tijdens het derde boekjaar.

Noot : reeds eerder oordeelde het toenmalig Arbitragehof (dd 8 november 2006) dat de regel, die stelt dat enkel die vennootschappen die voor het verlaagd tarief vennootschapsbelasting in aanmerking komen, kunnen genieten van het belastingkrediet (art. 289bis § 2 WIB 1992) ongeoorloofd was.  Het belastingkrediet behoort echter ondertussen wel tot het verleden want het werd afgeschaft in het kader van de invoering van de notionele intrestaftrek.

Niettegenstaande wordt er voor de vrijstelling van de voorafbetalingen VenB nog steeds gerefereerd naar het verlaagd tarief vennootschapsbelasting en niet naar de boekhoudkundige KMO-definitie.   Met ingang van aanslagjaar 2004 is er immers een vrijstelling van belastingvermeerdering, ingeval geen of onvoldoende voorafbetalingen, van toepassing voor die vennootschappen die onderworpen zijn aan het verlaagd opklimmend tarief van de vennootschapsbelasting.
Deze vrijstelling is beperkt in de tijd van toepassing, nl op de eerste drie boekjaren vanaf de oprichting van de vennootschap (art. 218 §2 WIB 1992).

Mogelijk zal hier op termijn nog (bijkomende) rechtspraak in ontstaan.  

In de marge vermelden we ook de herkwalificatie van intresten in een dividenduitkering.  Een mogelijke herkwalificatie beïnvloedt ook het tarief vennootschapsbelasting  :

– overschrijding van de 13%-grens;
– de eerste drie jaar ten onrechte geen voorafbetalingen uitgevoerd met wel een belastingverhoging tot gevolg;

Recent ingediend Wetsvoorstel (11 maart 2008) door de heren Bart Tommelein en Bruno Steegen (zie Kamer Doc 52 1006/001). 

De laatste voorwaarde hierboven vermeld inzake het verlaag opklimmende tarief VenB (de aandelen van de vennootschap (die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen) mogen niet voor ten minste de helft in het bezit zijn van één of meer andere vennootschappen) komt in dit wetsvoorstel ter sprake.

Zoals vermeld in de samenvatting :

“Heel wat ondernemingen worden ondergebracht in een familiale holding en voldoen niet aan de voorwaarden om het verlaagd tarief op het vlak van de vennootschapsbelasting te kunnen genieten omdat de aandelen niet voor ten minste de helft in het bezit zijn van natuurlijke personen. Dit wetsvoorstel strekt ertoe de voorwaarden voor het verkrijgen van de vermindering te versoepelen zodat ondernemingen alsnog de belastingsvermindering kunnen genieten wanneer alle aandelen, zowel van de onderneming als van de houdstervennootschap, op naam zijn “.

Zoals de indieners van het wetsvoorstel terecht aanhalen zijn er tal van redenen waarom een holding opgericht wordt :

– financiële centralisatie van middelen;
– versterking van werkmaatschappijen;
– tegengaan van (familiale) versnippering van aandelen;
– coördinatie van beheer en controle, centralisatie van diensten;
– afschermen van overtoliige liquiditeiten;
– groepering in één juridische structuur;
– centralisering van investeringen in bedrijfsgebouwen
– risicovermijding (financieel)
– mogelijk instrument voor management buy-out
– afscherming van het familiale privévermogen

Mocht het wetsvoorstel ooit wet worden dan wordt artikel 215, derde lid, 2° WIB 1992 aangevuld als volgt :

“ Deze bepaling is niet van toepassing wanneer de aandelen die het  maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen op naam zijn en de houdstervennootschap een holdingvennootschap is of de houdstervennootschappen holdingvennootschappen zijn, waarvan de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen op hun beurt ook op naam zijn en volledig in het bezit zijn van natuurlijke personen. “

De andere voorwaarden wat het verlaagd opklimmend tarief betreft, blijven van belang.  Wat een holding betreft, is het in de praktijk immers veelal zo dat de bezoldiging van de bedrijfsleider aan de holding en niet de dochtervennootschap onttrokken wordt.  Zodoende blijft de dochtervennootschap alsnog onthouden van het verlaagd tarief VenB

PS het maximaal verschil aan vennootschapsbelasting bedraagt echter 3.591,50 euro (verschil tussen gewoon en verlaagd opklimmend tarief).

 

lees onze fiscale boeken

Heb je een vraag?

Beste lezer,

Zoals u weet is fiscale wetgeving een snel veranderende materie. Als u daarom twijfelt of een ouder artikel nog volledig up to date is, twijfel dan niet ons te contacteren…

Als je een creatief maar legaal advies nodig hebt, of als je met een opmerking of een idee zit, of je wilt een achterpoortje dubbelchecken, je wenst een second opinion, je hebt een vennootschap nodig,..of je wilt even bijpraten…